Boekbespreking ‘Het nieuwe ouder worden’
Zoals hij zelf aangeeft in zijn inleiding tot dit boek, schreef Jan Baars (58 jaar), filosoof en socioloog, dit boek vanuit een bezorgdheid over de manier waarop wordt gedacht over een belangrijke verandering die zich aan het voltrekken is in de Nederlandse samenleving.
Het boek gaat over ‘ouder worden’ en hoewel ouder worden van alle tijden is, zijn vele aspecten ervan niet eerder voorgekomen en wordt er vastgehouden aan een levenslooporganisatie die, zoals blijkt uit het eerste hoofdstuk van dit boek, vooral uit de negentiende eeuw stamt, omdat er sindsdien geen nieuwe visie op de levensloop is ontstaan. Verouderde indelingen en beelden over onderwijs, arbeid en ouderdom leven voort, ondanks een langer en gezonder leven.
Een belangrijke reden voor dit gebrek aan visie is de gewoonte om de levensloop te bezien vanuit het perspectief van de gemeten tijd en leeftijd, terwijl er een steeds minder duidelijk verband blijkt te zijn tussen leeftijd een veroudering, blijft de kalenderleeftijd nog steeds belangrijk en bepalend. Terwijl een eeuw geleden maar weinig mensen oud genoeg werden om met pensioen te gaan, is dat nu bij zeer velen het geval. De levensverwachting heeft zich gedurende de laatste anderhalve eeuw verdubbeld, terwijl men steeds jonger tot de ‘ouderen’ wordt gerekend. Dit is het eerste aspect van de Paradox van de Jongere Oudere, die Jan Baars aantoont in dit boek.
Op grond van processen op de arbeidsmarkt worden mensen sneller en op generaliserende wijze maatschappelijk verouderd, terwijl verouderingsprocessen eerder langzamer en met meer onderlinge verschillen verlopen. Het gevolg is dat de samenleving geconfronteerd wordt met onhanteerbaar grote aantallen ‘ouderen’ die niet meer met elkaar gemeen hebben dan dat ze ouder zijn dan een bepaalde leeftijd. Deze generalisering, waaraan weinig inspiratie kan ontleend worden om beter om te gaan met de problemen, beperkingen en mogelijkheden van het ouder worden, ontneemt de nieuwe mogelijkheden, die door het veranderende ouder worden ontstaan, alle nut.
Door het ontbreken van een inspirerend perspectief op ouder worden is de boodschap dat men vooral jong moet blijven en dit leidt tot het tweede aspect van de Paradox van de Jongere Oudere: jong willen of moeten blijven terwijl men ouder wordt. In hoofdstuk twee wordt deze paradox en zijn interessante historische voorlopers uitgebreid belicht.
Dat het streven naar een langer leven of eeuwige jeugd zo’n lange geschiedenis kent heeft veel te maken met de onzekerheid van het menselijk bestaan. Die onzekerheid, in een cultuur van de beheersbaarheid, maakt dat we het moeilijk hebben met het ouder worden. Maar de neiging om ouder worden te benaderen vanuit het chronologisch tijdsbegrip is niet geschikt om een visie over ouder worden te ontwikkelen. Door de eenzijdige nadruk op gemeten tijd wordt de illusie van beheersbaarheid gecultiveerd, waardoor er te weinig ruimte ontstaat om nieuwe initiatieven te ontplooien.
In hoofdstuk drie wordt dit chronologisch tijdsperspectief van de gemeten tijd bij het streven naar beheersbaarheid, op zijn grondslagen en zijn betrekkelijke betekenis voor een begrip van ouder worden en veroudering ondervraagd, en geconfronteerd met andere perspectieven die minder berekenbaar zijn maar meer bijdragen aan begrip van ons leven in de tijd. De gemeten tijd krijgt alleen betekenis door de visies, perspectieven en verhalen die daarachter liggen en zich van haar bedienen.
De belangrijke rol die verhalen spelen bij het ouder worden als leven in de tijd wordt belicht in hoofdstukken drie en vijf. In hoofdstuk vier wordt de balans opgemaakt van het denken over de ouderdom in de klassieke Griekse en Romeinse cultuur, aangezien vaak wordt gedacht dat in deze perioden ouderen nog aanzien hadden en wijsheid. Zo is er het belangrijk filosofisch werk van Cicero, die leefde van 106 tot 43 voor onze jaartelling en in ‘ Cato Maior De Senectute’ een gesprek weergeeft tussen de befaamde oude Cato, het toonbeeld van Romeinse degelijkheid, en twee jonge vrienden. Hierin wordt aangetoond dat de oude dag niet uitsluitend kwalen meebrengt en ook heel aangenaam kan zijn. Er wordt in dit hoofdstuk ook uiteengezet hoe enkele onderwerpen die Cicero reeds aansneed, later zijn gethematiseerd in de cognitieve ontwikkelingspsychologie.
In het laatste hoofdstuk probeert de schrijver het meest expliciet een visie op ouder worden te formuleren. Ouder worden moet niet worden gezien als tegengesteld aan een ‘normaal’ leven, maar in samenhang daarmee, zonder de daarbij uiteindelijk optredende beperkingen of problemen te verhullen, maar ook zonder de mogelijkheden ervan te miskennen. En ouderen moeten ook oppassen voor de eigentijdse valkuilen. Terwijl er door een langer en gezonder leven meer levenstijd is dan ooit tevoren, gunnen ook ouderen zich minder tijd dan ooit, en dreigt de Paradox van het steeds Kortere Lange Leven.
Ouder worden is een proces dat bij het leven hoort. Het is geen pathologisch proces, maar een existentieel proces. Onzekerheid, beperkingen en lijden zijn eigen aan het menselijk leven en ouder worden kan van belang zijn als leerproces om hiermee steeds beter om te gaan, omdat alleen op die manier het leven werkelijk geleefd kan worden.
Jan Baars, Het nieuwe ouder worden: Paradoxen en perspectieven van leven in de tijd, Uitgeverij SWP (Amsterdam), 2006, 272 p., 29,50 euro.