Ouder worden, een verdiepende afronding
Autonomie, het vermogen zijn eigen leven vorm te geven en samen met anderen bij te dragen aan de ontwikkeling van de maatschappij, is onlosmakelijk verbonden met de kwetsbaarheid die eigen is aan de intermenselijke conditie. Leven in de tijd betekent gebruik kunnen maken van mogelijkheden die uiteraard begrensd zijn. Al te vaak vergeten we dat begrenzing en eindigheid slechts te begrijpen zijn in functie van de fantastische kansen die erdoor begrensd worden. Hoe meer keuzen we maken hoe meer we als individu uniek worden.
Jan Baars, bijzonder hoogleraar Interpretatieve gerontologie, zeg maar wijsbegeerte van het ouder worden, aan de Universiteit van Humanistiek, plaatst het fenomeen van “het nieuwe ouder worden” in dit kader. Zijn boek is het resultaat van vijf jaar onderzoek. Het is een theoretisch werk, waarin tal van filosofische en gerontologische opvattingen de revue passeren, die op een overtuigende wijze leiden tot belangrijke stellingen. De voornaamste daarvan is dat het huidige ouder worden, het proces dat begint nadat mensen door de samenleving tot “oudere” zijn bestempeld, geen pathologisch gebeuren is, maar deel uitmaakt van het normale menselijk leven. Tegen de achtergrond van de dubbele paradox dat mensen naarmate ze langer leven steeds jonger “oudere” worden en uit het maatschappelijk leven worden geweerd én door de anti-verouderingsindustrie en de reis- en andere activiteitenbedrijven verleid worden de eeuwige jeugd na te streven, gaat Baars op zoek naar de positieve waarden van het ouder worden.
De wortel van de onderwaardering van het ouder worden ligt zijn inziens in de eenzijdige nadruk die overheid en bedrijfsleven leggen op de chronologische leeftijd. Juist het individualiserende aspect van een lang leven wordt hierdoor over het hoofd gezien.
Ouder worden is een proces waarin de kwetsbaarheid die inherent is aan het menselijk bestaan toeneemt en daarom paradigmatisch (mijn woord) is voor het hele menselijk leven. De ouder wordende mens leert daarmee om te gaan en kan deze ervaring overdragen aan jongeren. Het is tevens een proces van zich verdiepende uniciteit en toenemende ervaringsrijkdom.
Dit mooie en zeker vanuit humanistisch standpunt belangrijke boek biedt inzicht in de maatschappelijke gevolgen van het langer leven. Het is een hoofdzakelijk theoretisch werk op het raakvlak van wijsbegeerte en sociale gerontologie. Het gaat om fundamenteel onderzoek. Men verwachte geen praktische adviezen, wel enige richtlijnen inzake beleid. Zo droomt de auteur van toekomstige intergenerationele denktanks, waarin ouderen hun specifieke ervaringen kunnen delen met jongeren. Helaas ontbreekt een broodnodige index.