Jan Baars over ‘De kunst van het ouder worden’
Wie de Griekse filosoof Aristoteles vroeg naar het nut van ouderdom en ouderen, kreeg een cynisch antwoord. ‘Ze denken iets, maar weten niets. Ze praten en klagen veel en leven voornamelijk in het verleden (…).’ “Wat dat betreft is er in vijfentwintig eeuwen weinig veranderd”, stelt hoogleraar Jan Baars. “In onze huidige cultuur ligt een taboe op ouderdom. Neem de arbeidsmarkt. Als 45-plusser ben je al een oudere werknemer. Zolang je op je plek zit, heb je geen probleem. Maar zodra je arbeidsmarkt op moet, tel je niet meer mee.” Bespottelijk, vindt Baars: “Leeftijd is geen criterium voor ziekte of lichamelijk verval. Daarnaast heeft de ouderdom z’n eigen kwaliteiten, tot op hoge leeftijd kan een mens nog van grote maatschappelijke waarde zijn.”
Langer leven, eerder oud
Het is een wonderlijke paradox. De mens wordt twee keer zo oud als honderd jaar geleden. Maar op steeds jongere leeftijd worden we al als oudere beschouwd. Baars: “In de jaren ‘80 kregen we te maken met de eerste grote recessie na de Tweede Wereldoorlog. Voordien werkte iedereen tot z’n vijfenzestigste. Maar door de economische tegenspoed, kregen we de VUT-regelingen. Een beetje 55-plusser ging al met pensioen en daarmee hield het actieve leven wel zo’n beetje op. Dat is nu nog zo. De ouderenbonden hanteren vijftig jaar als leeftijdsgrens. Zodra we richting de zestig gaan, hebben we het over het grote genieten, tijd voor jezelf en misschien nog wat vrijwilligerswerk toe. Veel meer smaken kennen we niet voor die twintig jaar die gemiddeld nog voor ons liggen.” Met de aanzwellende ‘grijze golf ’ hebben we meer dan ooit een breder perspectief nodig op ouder worden. Baars: “Over dertig jaar telt Nederland 4 miljoen 65-plussers. Laten we hopen dat die niet met z’n allen gaan geloven dat je er niet meer toe doet, dat de zin van deze levensfase bestaat uit een hangmat op een hagelwit palmenstrand. Met deze bloemlezing willen we ons steentje bijdragen aan een betere en rijkere voorstelling van wat ouderdom is en kan zijn.”
Van Plato tot kerkvader Augustinus
‘De kunst van het ouder worden’ leest als een ideeëngeschiedenis die begint bij Griekse denkers Sappho en Solon en, na ruim 300 pagina’s, eindigt bij moderne filosofen als Karl Jung en Heschel. Het was nog een flinke zoektocht om deze verhalen bij elkaar te krijgen. Baars: “In de filosofische handboeken vind je weinig terug over ouderdom. Logisch, in de voorgaande eeuwen lag het niet voor de hand om hierover na te denken. Wel over de dood. Die lag altijd op de loer, kon je op elk moment grijpen. Neemt niet weg dat we gaandeweg toch tot een rijk gevulde bloemlezing kwamen.”
Zo schrijft Plato dat wijsheid met de jaren komt, dat ouderdom gezien kan worden als een proces van verdieping en rijping. Ouderdom verlost de mens van het verlangen naar rijkdom, bezit. ‘Dat geeft een gevoel van bevrijding en er komt een grote vrede over je.’ Ook Cicero vindt dat ouderdom er zeker toe doet. Hij verzet zich tegen het verlangen van de mens om zo lang mogelijk jong te willen blijven. ‘Niet door kracht, vaart of handigheid worden de grote taken verricht, maar door beleid, gezag en inzicht. Deze drie hoedanigheden raakt een oudere mens niet alleen niet kwijt, meestal maakt ouderdom ze zelfs rijper en sterker.’ Ook vanuit het perspectief van het Christendom is er nagedacht over ouder worden. Kerkvader Augustinus wordt aangehaald. Baars: “Die beschouwde ouder worden als een belangrijke fase waarin de mens zich losmaakt van het aardse en zich voorbereidt op het eeuwige leven. Een periode waarin mensen hun geloof kunnen intensiveren zonder afgeleid te worden door werk en andere beslommeringen.”
Het boek van Baars en Dohmen biedt een veelkleurige schakering aan perspectieven en ideeën over ouder worden. Maar het is bovenal een hart onder de riem voor iedereen de tand des tijds gaat voelen. Baars: “Zolang je de bijkomende gebreken maar accepteert, is er op hoge leeftijd nog voldoende te genieten en te bereiken.” Of zoals de Franse filosoof Michel de Montaigne het eeuwen geleden al treffend zei: ‘Juist nu ik zie dat mij nog maar zo weinig dagen resten, wil ik dat mijn leven meer gewicht krijgt. (…) hoe korter tijd van leven ik heb, des te dieper en voller ik het moet maken.’
De Romeinse dichter Petrarca deed daar op hoge leeftijd nog een schepje bovenop: ‘Als ik nu rust neem en het langzaamaan ga doen, ben ik voordat ik weet dood.’