Tijdschrift voor Filosofie boekbespreking van Aging and the Art of Living
Jan Baars, Aging and the Art of Living. Baltimore, Johns Hopkins UP, 2012, 23 × 15,5, XI+ 283 p., £ 31,50.
In dit boek probeert Jan Baars een nieuwe visie te vormen over het ouder worden en de manier waarop onze samenleving aankijkt tegen ouderen. Deze problematiek wordt binnen het vakgebied van de filosofie stelselmatig verwaarloosd. Onze samenleving classificeert iemands leven vanuit zijn chronologische leeftijd. Baars stelt dat deze classificatie tot stigmatisering leidt van ouderen en de individuele verschillen verwaarloost die binnen oudere individuen bestaan. Iemands leeftijd zegt veel minder over de persoon dan wij denken. Daarnaast is er binnen onze maatschappij sprake van een fobie voor het verouderingsproces en de drang om eeuwig jong te blijven. Ouderen worden daardoor gezien als personen die zorg nodig hebben en door ziektes getroffen kunnen worden. De waardevolle bijdrage die zij kunnen leveren aan de maatschappij raakt hierdoor ondergesneeuwd. Om deze eenzijdige visie op het verouderingsproces te veranderen pleit Baars voor het herzien van het uitdrukken van iemands kwaliteiten vanuit zijn chronologische leeftijd. Het doel van Baars is daarbij om het ouder worden niet te zien als iets wat zich negatief verhoudt ten opzichte van het jong zijn, maar als een waardevolle periode van de menselijke werkelijkheid.
In het eerste hoofdstuk schetst Baars de problemen die gepaard gaan met het classificeren van iemand als ‘oud’ op grond van zijn chronologische leeftijd. Daarnaast laat hij zien hoe ons leven wordt bepaald door tijdsdruk die uitgaat van de chronologische tijd. Doordat de chronologische tijd voor ieder aspect van ons leven als maatstaf wordt gebuikt, hebben wij telkens het idee dat wij tijd tekort komen en dat wij onze tijd op een nuttige manier moeten gebruiken en hem niet moeten verkwisten. Efficiëntie en structuur vieren hoogtij. Het geven van zorg kan echter niet vanuit dit regime benaderd worden.
In het hoofdstuk ‘Exclusion, activism and eternal youth’ gaat Baars in op de idealisering van het jong-zijn. Onze samenleving schetst het beeld van de eeuwig jonge volwassene. Verouderen wordt gezien als iets negatiefs wat vermeden dient te worden. Baars stelt dat onze cultuur lijdt aan ‘gerontofobie’, de angst voor het verouderen. Deze angst wordt al aangewakkerd op een leeftijd waar nog helemaal geen sprake is van ‘op leeftijd zijn’.
Baars is op zoek naar een levensvisie die recht doet aan het verouderingsproces en niet alleen de nadruk legt op de negatieve aspecten ervan. In hoofdstuk drie gaat hij dan ook in op de relatie tussen ouder worden en wijsheid en het opkomen van de zogenaamde levenskunst. Hoewel van de Grieken vaak gedacht wordt dat zij ouderdom gelijkstelden aan wijsheid, stelt Baars dat de Grieken net als wij het verouderen als iets verschrikkelijks bestempelden. Hij haalt Epicurus en Cicero aan om de levenskunst van het ouder worden vorm te geven.
Baars is van mening dat de relatie tussen toegenomen wijsheid en ouder worden in onze samenleving verwaarloosd wordt. Ouder worden wordt met name geassocieerd met ziek worden en verminderde mobiliteit. Voor Baars ligt de oorzaak van deze eenzijdige visie in het feit dat het ouder worden enkel begrepen wordt vanuit de chronologische tijd. Iedere 65+-er wordt bestempeld als ‘op leeftijd’, terwijl de ene 65+-er nog met gemak een marathon loopt en de andere specifieke zorg nodig heeft. De enorme variatie die bestaat onder deze groep personen wordt door de classificatie verwaarloosd. Baars gaat daarom telkens op zoek naar een alternatieve conceptie van tijd. In dit kader bespreekt hij de tijdsconceptie van Ilya Prigogine, Hans Blumenberg en Ernst Bloch.
In het vijfde hoofdstuk gaat Baars in op het vertellen van de persoonlijke levensgeschiedenis om het ouder worden op waarde te schatten. Telkens stelt hij de vraag op welke wijze wij meer recht kunnen doen aan het verouderingsproces en ervoor kunnen zorgen dat personen die op leeftijd zijn in hun waarde worden gelaten. Baars stelt dat iemands persoonlijke leven te eenzijdig wordt begrepen vanuit de chronologische tijd en stelt dat zijn levensverhaal meer recht doet aan iemands identiteit. Hij laat zien dat onze samenleving een ambivalente houding heeft ten aanzien van het verouderingsproces. Aan de ene kant wordt aangespoord om de strijd tegen het verouderen aan te gaan en het verouderen stop te zetten, maar aan de andere kant wordt er ook veel aandacht besteed aan het geven van zorg aan hen die deze strijd verloren hebben.
In het zesde en tevens laatste hoofdstuk schetst Baars de contouren van een visie op het ouder worden dat het verouderingsproces als een normaal en waardevol aspect ziet van het menselijke leven. Hij wijst op het feit dat een mensenleven begrepen kan worden vanuit verschillende fases die alle van voorbijgaande aard zijn. Zo is er niet alleen de fase van het op leeftijd komen, maar ook de fase van student-zijn en bijvoorbeeld de fase van het zorgen voor kleine kinderen. Deze fases laten zich niet goed uitdrukken vanuit enkel de chronologische tijd omdat ze bij ieder persoon een andere lading en tijdsduur kennen.
Baars pleit voor een verandering van de manier waarop wij tegen het ouder worden aankijken. Het verouderen dienen wij te zien als een belangrijk en waardevol aspect van het menselijk leven dat zowel mogelijkheden als beperkingen met zich meebrengt. Hij laat in zijn boek een belangrijke tekortkoming zien van onze samenleving. Daarnaast laat hij zien welke gevolgen het heeft als alles vanuit de rigide classificatie van de chronologische tijd wordt begrepen. Niet alleen wordt er in onze samenleving te veel de nadruk gelegd op het koste wat het kost ‘jong blijven’, maar tevens worden mensen die niet aan dit ideaal kunnen voldoen systematisch tekortgedaan en te weinig beoordeeld vanuit hun mogelijkheden en kwaliteiten.