Menu

🔍

Langer jong en eerder oud

“Niets maakt zo oud als de ijver om jong te blijven’ vond Seneca en vele eeuwen later is filosoof Jan Baars het hartgrondig met hem eens. “Hoe meer je meedoet met de cultus van jong zijn en jong blijven’, zegt hij, “hoe verschrikkelijker je het vindt om ouder te worden. Je accepteert dan gewoon niet dat je deel bent van de natuur. Dat maakt sommige ouderen ook wat tragisch: ze stralen uit dat ze jong willen blijven maar dat het – uiteraard – niet lukt.’

“Het nieuwe ouder worden” heet het boek van prof. Baars dat pas verscheen en hierin signaleert hij deze wat pijnlijke paradox: we worden gemiddeld steeds ouder, maar we willen steeds liever en langer jong blijven. Bij de cosmetisch chirurg laten we niet alleen onze voorhoofdsrimpels en oogleden liften, we laten ons in een moeite door een paar oogkleppen aanmeten. Want over oud worden, goed oud worden, en hoe je dat doet, en wat daarvoor nodig is daar denken we nauwelijks over na. Waarmee ook een vacuüm, of noem het een intellectueel tekort in onze cultuur is ontstaan, want over belangrijke begrippen als wijsheid en levenservaring gaat het bijna nooit. “Ouder worden is een existentieel proces’, zegt Baars. “Het heeft te maken met hoe mensen willen leven. Een debat daarover wordt nauwelijks gevoerd, maar mijzelf interesseert dat het meest.’
Baars schreef zijn indrukwekkende, grondig onderbouwde boek omdat hij zich al jaren verbaast over hoe wij in het Westen omgaan met de vergrijzing. Op deze ingrijpende demografische verandering wordt verkrampt en paradoxaal gereageerd, vindt hij. In “Het nieuwe ouder worden” signaleert hij als tweede paradox dat we steeds jonger oud worden (gevonden). Terwijl onze levensverwachting sterk is toegenomen, zijn we tevens vroeger gestopt met werken en worden we eerder tot de “ouderen” gerekend – nu al vanaf 50, 55 jaar.

De hoogleraar wijsbegeerte, zelf 58, stelt het scherp: het “nieuwe ouder worden” houdt in dat mensen steeds jonger worden “uitgedreven” van de arbeidsmarkt en daarmee van de samenleving. “Dat duidt op een groot probleem dat onze cultuur heeft met ouder worden, of eigenlijk met onbeheersbaarheid.’ Want leven, zegt hij, is ook: de onbeheersbaarheid onder ogen zien. “Leven wordt spannender naarmate je ouder wordt, want je kwetsbaarheid neemt toe. Een samenleving die dat niet wilt erkennen, zoals de onze, gaat het leven proberen te beheersten met “modellen”. Daarbij heeft chronologische leeftijd een veel te belangrijke rol gekregen.’
Het ouderendebat in Nederland, zegt Baars spijtig, gaat helemaal uit van chronologische leeftijd, of “kalenderleeftijd”. “Daarin wordt de categorie 55-plus, of 65-plus, afgezet tegen andere categorieën. Maar wie doet alsof chronologische leeftijd iets zegt, begaat een grote fout. Dat blijkt uit allerlei onderzoek, en ook uit de dagelijkse ervaring. Mensen die 85 zijn, verschillen enorm van elkaar, net zoals mensen van 45. Ouder worden loopt niet synchroon met de kalenderleeftijd.’

Dus volgens u is ons hele ouderendebat op een verkeerde aanname gebaseerd?
“Ja’, zegt hij stellig. “Net als veel onderzoeken naar ouder worden. Die bestuderen bijvoorbeeld groepen mensen boven de 65, en daar begint het probleem al. Want de verschillen tussen de ouderen in die onderzoeken zijn enorm, en hangen helemaal niet samen met leeftijd. Van veel groter gewicht zijn bijvoorbeeld sekse, opleidingsniveau en sociaal economische status. Ook in Nederland is er 15 jaar verschil in gezonde levensverwachting tussen mensen met een hoog inkomen en mensen met een laag inkomen. Dat is een gigantisch verschil dat niets met leeftijd te maken heeft.
Het hele begrip leeftijd is zeer problematisch, terwijl in het publieke debat altijd wordt gedaan of leeftijd iets zegt. Maar voor wie zegt dat iets? Alleen voor beleidsmakers, en dan met name degenen die over het geld gaan. Budgethouders. Die kunnen met behulp van leeftijdsgroepen snel berekenen wat beleidsmaatregelen kosten. Daarbij worden mensen die sterk verschillend zijn, op één hoop gegooid. Zo lezen we over 55-plussers dat ze bepaalde dingen graag willen, of niet meer kunnen. Dat is de helft van alle volwassenen in Nederland! Het is absurd om daar één grote hoop van te maken, en dat geldt net zo goed voor 85-plussers. Je kunt op die groep wel statistiek loslaten, maar dat is alleen interessant voor mensen die iets moeten plannen.’

Terwijl we tegenwoordig al bij 50, 55 jaar tot de ouderen gerekend worden, halen we vaak wel de 85 of 90. Zo langzamerhand zijn we dus een enorm deel van ons volwassen leven “oud”. “Het schuift steeds verder naar voren’, signaleert Baars. “De FNV heeft een paar jaar geleden een nota uitgebracht over “prettig werken na je veertigste”. Bij veertig begint op de arbeidsmarkt je leeftijd al te tellen. Terwijl allerlei onderzoek uitwijst dat leeftijd voor je functioneren niet van belang is.’
Dit wil echter niet doordringen. “Neem de bestuurders van een bedrijf waar mensen moeten afvloeien. Zo”n proces gaat altijd samen met ideeën over ouderen. Het algemene idee is dat zij aftakelen en minder goed functioneren. Ten eerste slaat dat nergens op, ten tweede is het voor de mensen die het betreft een pijnlijke boodschap. Ten derde komen zij heel negatief te staan tegenover hun eigen gezondheid, wat de problemen in de gezondheidszorg vergroot.’

Een op de vier ouderen is depressief.
“Ja, ze worden buitengesloten van werk, van activiteiten die ze interessant vinden, zelfs van de normaliteit. Als dat zo veel jaren van je leven duurt, is dat vreselijk. Die depressiviteit moet daar iets mee te maken hebben.’ Hij herhaalt nog eens hoofdschuddend: “Het is echt absurd.’
In 1986 begon Baars als socioloog en filosoof met de bestudering van ouderen. “Tot die tijd gingen mensen met pensioen als ze 65 waren en heetten daarna ouden van dagen of bejaarden. In de jaren tachtig werden de vakbonden overtuigd dat ouderen moesten plaats maken om jongeren meer werk te kunnen bieden. Werknemers van 50, 55 gingen afvloeien en de term “oudere” schoof mee naar díe leeftijdscategorie. Dit is helemaal overgenomen in onze cultuur, terwijl er een puur economisch mechanisme aan ten grondslag ligt.’
We zijn vroeg oud, maar we zijn ook lang jong. De jeugdperiode is in onze samenleving zo verlengd dat we “jong” mogen zijn tot ons dertigste, ons niet hoeven te settelen, nog niet aan kinderen denken. Door deze verschuivingen komt de periode van 30 tot 45 jaar sterk onder druk te staan, zegt Baars verontrust. “Er rest nog maar een heel korte fase waarin van alles moet gebeuren. Kinderen krijgen, carriere maken, je pensioen verdienen: het moet allemaal in 15, 20 jaar. Want als je tegen de 50 loopt, wordt het al hachelijk. Door de vele reorganisaties zijn allerlei banen heel onberekenbaar geworden met name voor de mensen die als ouder te boek staan.’

Ouderenbeleid wordt in Nederland altijd geproblematiseerd. Vergrijzing wordt voorgesteld als een grote doem.
“Ja, en ook dat is paradoxaal want tegelijkertijd proberen we op allerlei manieren vergrijzing te bereiken. Via de gezondheidszorg proberen we mensen langer te laten leven, en dat lukt ook. De levensverwachting is hoger dan ooit. Vervolgens klagen onze bestuurders dat die mensen allemaal zo oud worden en zo duur – in plaats van ze in staat te stellen langer door te werken. Dat gebeurt echter niet vanwege modieuze beleidsideeën over “slagvaardigheid”, “de concurrentie aangaan”, “China”, enzovoort. Ik geloof dat die doembeelden voor een belangrijk deel worden gecreëerd en ik betreur het dat ouderen daarom worden uitgedreven.’

Uitdrijven: dat woord past meer bij de duivel.
“Dat woord is hier van toepassing. Het is voor iedereen waarneembaar dat mensen boven de 45, 50 jaar niet meer helemaal meetellen. Voor die mensen heeft het verregaande gevolgen als ze niet meer serieus worden genomen op de arbeidsmarkt, waar ze zich kunnen ontplooien en waar maatschappelijk belangrijke zaken worden gedaan. Alles wat zich daarbuiten afspeelt heeft een veel lagere status. Vrijwilligerswerk bijvoorbeeld. Heel zinvol, maar het is “maar” vrijwilligerswerk.’

Ondertussen, zo schrijft u, hebben we geen notie van “goed ouder worden”.
“Inderdaad. Er zijn ook mensen die heel creatief en zinvol ouder worden, maar de culturele trend is dat jong zijn wordt verheerlijkt. Er is eigenlijk geen concept van goed ouder worden. Er is een concept van jong blijven. Mensen die je interviewt over ouder worden, zeggen dat ook: ik moet bezig blijven, ik moet actief blijven. Dat wordt gepropageerd, en dan met name in díe domeinen die worden gereserveerd voor ouderen.’

Dus je moet actief, fit en jong blijven maar wel in je eigen hokje?
“Ja, niet in de samenleving. Niet werken. Je wordt uitgedreven, en daarna wordt je geactiveerd. Daar zijn professionals voor die ouderen bezig houden. “Activiteitenbegeleiders”. In Florida, waar ik veel onderzoek heb gedaan, zie je hoe ouderen voortdurend worden gestimuleerd om mee te doen aan speciale ouderenprogramma”s.’

Inmiddels is er weer een tendens dat mensen langer mogen, of moeten doorwerken.
“Maar alleen op plekken die niet echt gewaardeerd worden. De positie van de oudere werknemer is negatief geladen. In bedrijven waar werknemers voortdurend bijgeschoold worden, zullen mensen op z”n laatst nog rond hun vijftigste scholing mogen genieten. Want bijscholing moet renderen. In die mensen wordt daarna niet meer geïnvesteerd, dus komen ze op plekken te zitten die niet interessant zijn – en moeten ze uiteindelijk wel eerder uittreden omdat hun kennis verouderd raakt.’

Waarom zou het beter zijn om ouderen meer bínnen de samenleving te laten participeren?
“Omdat dat voor henzelf beter, leuker, zinvoller is en voor de samenleving ook. Als het leven van zoveel mensen, de helft van alle volwassenen, zinvoller en gelukkiger wordt; als zij zich meer geaccepteerd voelen, is dat goed voor een samenleving. En de jongeren tot 45, 50 jaar komen minder onder druk te staan. Nu zitten we in een situatie die voor alle betrokkenen tot problemen leidt.’

Onze hele samenleving is ingedeeld in leeftijdscohorten. Hoe denkt u dat ooit te kunnen veranderen?
” Wat ik zou willen is dat mensen met elkaar samenleven zonder zo kunstmatig op leeftijd te letten. Ik heb hierover een aantal keren gedebatteerd in Den Haag, zoals laatst met de Tweede kamer-commissie voor het ouderenbeleid. Dan is men het met mij eens, maar uiteindelijk zegt men toch: we kunnen er niets aan doen, het is de druk van de globalisering. Dat is een smoesje dat je tegenwoordig veel hoort.’
Hij weet wel: natuurlijk hebben beleidsmakers geen boodschap aan zijn verhaal. Ook in de organisatie van de zorg en van het onderwijs, verzucht Baars, wordt alles in tijdsmodellen geperst. Een thuiszorgmedewerker moet in een vastgesteld aantal minuten de steunkousen van een cliënt aantrekken. Studenten moeten in een afgepast aantal studie-uren een bepaald aantal pagina”s tot zich nemen en hun docenten moeten dat verantwoorden.
Al dit plannen, zegt de filosoof, komt voort uit de drang om het leven – wat hachelijk, riskant en opwindend is – beheersbaar te maken. Wat natuurlijk een mythe is. Maar men probeert het toch. “Bij ouderen weet je dat het slecht afloopt, alleen weet je niet wanneer. Daarom worden zij steeds meer buiten beeld gehouden en ook steeds eerder. Het echte leven is: jong zijn. Want jong is onkwetsbaar, dus flink belastbaar, dus moet alles in die korte leeftijdsfase tussen 30 en 45 gepropt worden. Als mensen daardoor uiteindelijk overbelast raken, wordt dat nota bene geweten aan hun “gevorderde” leeftijd.’
Naast een politiek debat mist hij een maatschappelijk debat. Over “goed oud worden”.
Ouderen die dat kunnen, weten om te gaan me hun toenemende ervaringsrijkdom én hun toenemende kwetsbaarheid, meent Baars. “Die groeiende kwetsbaarheid moet je niet verdringen. Zelfs al blijf je gezond tot je honderdste, dan nog zul je meemaken dat familieleden, kinderen, vrienden overlijden. Dat maakt je kwetsbaar en dat moet je onder ogen zien. Alleen is dit de kant van het ouder worden die al voortdurend wordt onderstreept. De ervaringsrijkdom daar gaat het veel minder over. Die betekent dat je moet nadenken wat je met je leven wilt, hoe je hebt geleefd, wat je ervan wilt doorgeven.
We zijn eindig, onze lichamen zijn eindig. De illusie van de jongerencultuur is dat je lichaam perfect moet zijn, want dan komt er ook een perfecte relatie. En na een perfecte opleiding weet je zeker dat je een perfecte baan krijgt en perfect gelukkig wordt. Nee, mijn boodschap is: we leven in eindige situaties. Onze verbintenissen met anderen zijn eindig en betrekkelijk, zoals alles wat we aangaan. Daar ligt juist de waarde van het leven.’

Het nieuwe ouder worden: Paradoxen en perspectieven van leven in de tijd, Uitgeverij SWP, Amsterdam, 265 pagina”